-
1 user
user [uuzee]1 (iets) gebruiken ⇒ aanwenden, zich bedienen (van), gebruik maken (van)♦voorbeelden:1 user d' un droit • een recht uitoefenen, doen geldenuser de menaces • bedreigingen uiten, dreigenusez, n'abusez pas • doe alles met mateII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verslijten ⇒ af-, uitslijten, uitslijpen3 verzwakken ⇒ ondermijnen, verminderen♦voorbeelden:2 user une pointe • een scherpe punt afstompen, stomp makenusé par l'âge • oud en versletenuser sa vue, ses yeux • zijn ogen bederven2 verminderen ⇒ afnemen, verzwakken♦voorbeelden:1. v1) gebruiken, aanwenden2) verbruiken3) verslijten4) verzwakken5) uitputten6) slijten, doorbrengen2. s'userv1) verslijten2) verminderen, verzwakken -
2 démener
démener (se) [deemnee]〈 werkwoord〉1 tekeergaan ⇒ razen, spartelen2 zich afmatten ⇒ zich weren, zich uitsloven→ possédév( se démener)1) tekeer-gaan2) zich afmatten, zich uitsloven -
3 fag
n. sloven, hard werken; manusje-van-alles zijn (voor oudere leerling op Eng. school); vervelend/geestdodend werk; sigaret (sl.); flikker (sl.)--------v. zich afsloven, uitputten, afmatten; als schooljongen die een oudere leerling diensten moet bewijzenfag1[ fæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vervelend/saai/geestdodend werk2 〈Brits-Engels; school(wezen)〉 knechtje ⇒ werkezel 〈 jongerejaars die karweitjes moet doen voor ouderejaars〉♦voorbeelden:————————fag2〈werkwoord; fagged〉1 sloven ⇒ zich afmatten, hard werken♦voorbeelden: -
4 exténuer
-
5 échiner
-
6 abmühen
abmühen, sich1 zich afmatten, zich veel moeite geven ⇒ zich uitsloven -
7 exterminer
-
8 abkämpfen
abkämpfen, sich1 zich afmatten, zich uitputten -
9 tuer
tuer [tuu.ee]1 doden ⇒ doodslaan, ombrengen, ter dood brengen2 slachten ⇒ doden, neerschieten3 kapotmaken ⇒ bederven, afstompen, doden4 afbeulen ⇒ afmatten, doodmoe, ziek maken♦voorbeelden:le cancer tue des milliers de personnes par an • jaarlijks sterven duizenden aan kankeril va se faire tuer • hij zoekt de dood op 〈 door waaghalzerij〉; hij breekt zijn nek nog eens, hij gaat zijn dood tegemoettuer à coups de pierre • stenigentuer qn. d' un coup de couteau • iemand neerstekentuer qn. d' un coup de fusil • iemand met een geweerschot dodenje suis tué • ik ben op, kapot♦voorbeelden:se tuer au, de travail • zich doodwerkenv1) doden2) slachten3) neerschieten4) afmatten -
10 éreinter
-
11 fatiguer
fatiguer [faatiegee]1 moe worden ⇒ veel te dragen hebben, zwaar belast zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervelen ⇒ lastig vallen, storen3 verslijten ⇒ afdragen, uitputten♦voorbeelden:1 zich vermoeien ⇒ moe worden, zich inspannen♦voorbeelden:il se fatigue vite • hij wordt gauw moeil n'aime pas se fatiguer • hij is liever lui dan moene te fatigue pas • maak je niet druk1. v1) moe worden2) vermoeien3) storen4) verslijten, afdragen2. se fatiguerv -
12 épuiser
épuiser [eepŵiezee]4 leegmaken ⇒ droogmaken, leegpompen, uitscheppen♦voorbeelden:tu m' épuises! • ik word moe van je♦voorbeelden:1 mais je m'épuise à vous le dire • dat zég ik u toch aldoor?1. v1) uitputten2) irriteren3) verbruiken4) leegmaken, droogmaken5) afhandelen2. s'épuiserv2) op raken -
13 noyer
noyer1 [nwaajee]〈m.〉1 (wal)notenboom ⇒ walnoot, okkernotenboom————————noyer2 [nwaajee]♦voorbeelden:noyer son chagrin dans l'alcool • zijn verdriet verdrinkennoyer un clou • een spijker verzinken, inlaten 〈 in het hout〉noyer une révolte dans le sang • een oproer bloedig onderdrukken→ chien¶ noyer le poisson • een gevangen vis afmatten; 〈 figuurlijk〉een tegenstander van de wijs brengen, ontmoedigen♦voorbeelden:→ verre1. m 2. v 3. se noyerv1) verdrinken -
14 exhaust
n. uitlaatbuis; afzuigapparaat; uitputten--------v. uitputten, vermoeien, verzwakken; inspannen; verbruiken; opbranden; uitlatenexhaust11 uitlaat(buis/pijp)————————exhaust2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:feel exhausted • zich uitgeput voelen -
15 esquinter
-
16 strapazieren
strapazieren1 veel vergen, eisen van ⇒ op de proef stellen, zwaar belasten2 niet ontzien ⇒ verslijten, overmatig gebruiken♦voorbeelden:3 strapaziert aussehen • er erg vermoeid, oververmoeid uitziensich strapazieren • zich zwaar inspannen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский